Noah Benninga (nl)

. Interview december 2014              >             English
.
  Canon Winsums Jodendom
.
  item 1867
.
foto-archief:
My Story, H.Benninga-Frank, september 2008 (Duende Publications, Jerusalem)


Proces in wording

Zijn studie geschiedenis aan de Universiteit van Jeruzalem heeft er toe bijgedragen dat Noah Benninga gaandeweg alles is gaan beschouwen als een wordingsproces. De liefde voor zijn opa en oma Benninga uit Groningen speelt daarin een rol, maar ook zijn kindertijd waarin hij met regelmaat van de klok afwisselend in Amerika en Israël woont. De toekomst is onvoorspelbaar en Noah raakt gefascineerd door de verborgen kant van alles wat zich aandient. Zo hecht hij bijvoorbeeld meer waarde aan zijn verzameling geboortelepels dan aan de grafsteen van zijn betovergrootvader Noach Benninga op de Joodse begraafplaats van Winsum, omdat zijn overgrootvader Frank is vermoord in Auschwitz en er voor deze voorvader nooit een grafsteen is geweest.
 .......... Als professioneel vertaler vraagt Noah bij aanvang hoeveel woorden het interview mag zijn. “Tweeduizend? Oh, dan zijn we met tien minuten klaar.” Het worden negentig minuten en na afloop lopen we ook nog even naar zijn oudtante Sara Tromp-Frank (de zuster van Noah’s oma Benninga-Frank) die een straat verderop woont. De 102-jarige Sara heeft gisteren een lichte attaque gehad. Daarom zal ze morgen niet aanwezig kunnen zijn bij de opening van haar expositie in Arti et Amicitiae, de oude kunstenaarssociëteit aan het Rokin.

WP-interview noah-1947 simon-en-simon
1947. Overgrootvader Simon met kleinzoon Simon (Noah's vader).

Morgen komt je familie uit Israël bij elkaar in Amsterdam voor de expositie van je oudtante Sara. Kom jij daar ook voor Noah? En wanneer ben je naar Amsterdam gekomen?
Ik ben hier drie dagen geleden aangekomen. Om vier uur 's ochtends van huis, dan eerst met de taxi naar het vliegveld in Tel Aviv en vandaar door naar Istanboel. Daar liepen we vertraging op, zodat ik uiteindelijk pas om half zes ‘s middags bij mijn hotel in Amsterdam was. Daar hadden ze een fiets voor me gereserveerd en daarmee ben ik toen naar mijn oudtante Sara gegaan. Ik kom hier nu gedeeltelijk voor mijn familie en gedeeltelijk ook voor mijn werk in Jeruzalem. Ik werk daar als academisch secretaris aan het Centre for Research of Dutch Jewry van de Hebrew University. Aan het CRDJ wordt onderzoek gedaan naar de historie, cultuur en tradities van het Nederlands Jodendom. Hier in Nederland doet het Manasse Ben Israël Instituut soortgelijk onderzoek. Maar anders dan in Nederland is het feit dat je Joods bent bij ons in Israël geen issue, want iedereen is daar Joods. We zijn daar geen minderheid en dat maakt het wel moeilijker om onderzoeksvragen te formuleren die relevant zijn voor de bevolking.
Wat herinner jij vooral van je kindertijd? Heb je bijvoorbeeld je hele leven al in Israël gewoond?
Nee, ik ben in Philadelphia (USA) geboren en heb de eerste vijf jaar van mijn leven afwisselend in Amerika en Israël gewoond. Ik werd min of meer als een koffer van het ene naar het andere huis verplaatst. Die wisselende woonplekken hadden te maken met het arbeidscontract van mijn vader aan de universiteit. Ik herinner me dat ik als kind graag speelde met mijn speelgoedsoldaatjes en ik hield van katten en lezen. StarWars, daar was ik ook gek op.Mijn ouders hebben elkaar tijdens hun studietijd in Michigan ontmoet. Mijn opa en oma Benninga hadden zich in 1954 met hun vier kinderen vanuit Nederland in Amerika gevestigd. Mijn opa Benninga is in Eenrum geboren en oma in Groningen. Hun oudste kind (mijn tante Channa) is kort vóór de oorlog in Leeuwarden geboren, mijn vader (Simon) kort na de oorlog in Eenrum en mijn twee ooms Jacques en David in Arnhem. Het gezin is in Asheville (North Carolina) gaan wonen. Daar heeft mijn opa als scheikundige voor de Amercan Enka Compagnie gewerkt. In 1965 hebben ze de Nederlandse nationaliteit ingewisseld voor de Amerikaanse, behalve mijn opa Noach.
Voel jij je nog verbonden met de grafsteen van je betovergrootvader Noach Benninga op de Joodse begraafplaats van Winsum?
Niet echt. We hebben dezelfde naam maar ik ga haast nooit naar Groningen omdat ik niet in Nederland woon. Als ik naar Nederland kom, dan ga ik meestal naar Amsterdam (om mensen te bezoeken die nog leven). In 2012 ben ik voor het laatst in Groningen geweest en natuurlijk ben ik ook wel eens de provincie in geweest. Interessant: Vanaf het begin van de achttiende eeuw hebben er zes generaties Benninga op het platteland van Groningen gewoond. Afwisselend met de voornaam Noach of Simon. Die traditie kan ook eerder zijn ontstaan, maar daarover is geen informatie beschikbaar. In ieder geval is mijn opa de laatste van die Groninger Benninga’s. Hij is in de oorlog naar Nederlands Indië gevlucht met mijn oma, hun dochtertje Channa (mijn tante) en de moeder van mijn oma (Anna Frank).

xWP-interview noah-1935 molenstraat-eenrum1935. Noach Benninga en Helena Frank (Noah's opa en oma) voor het ouderlijk huis van Noach in de Molenstraat in Eenrum.WP-interview noah-1940 nederlands-indie1940. Vlucht van de Benninga's van Londen via Kaap de Goede Hoop en Australië naar Nederlands Indië.

Van alle Groninger Benninga's heeft een kwart de Holocaust overleefd. Driekwart is vermoord. Al die namen op die monumenten … de brieven van mijn Groningse oma hebben me op een ander spoor gezet. Daardoor ben ik naar het achterliggende verhaal gaan zoeken. Later ben ik natuurlijk ook mijn studie geschiedenis en mijn belangstelling voor de filosofie van geschiedenis erbij gaan betrekken. Daardoor kan ik er nu ook op een andere (voor mij nieuwere) manier aan werken.

Mijn opa Benninga is in 1993 in Asheville overleden. Ik was toen vijftien jaar. Hij heeft de herinneringen aan zijn jeugd in Eenrum en zijn oorlogsherinneringen opgeschreven en dat is daarna ook in Nederland gepubliceerd. Mijn oma, die vond dat het vooral 'HIS-STORY’ was, wilde ook ‘HER-STORY’ vertellen. Ze had wel een feministische inslag, mijn oma. Ze is haar brieven gaan ordenen en daar heb ik haar de laatste jaren mee geholpen. Het zijn prachtige brieven. Kleine monumentjes, ook over haar familie uit Groningen. Haar vader Zadok Frank heeft de oorlog niet overleefd en hij heeft zo toch een plaatsje tussen onze familie gekregen. Kort na de dood van mijn oma hebben we ‘My Story’ uitgegeven en er is nog steeds een download-versie beschikbaar.

Wat houdt jou momenteel het meeste bezig? En op welke manier zorg je er voor dat je niet al te zeer in beslag wordt genomen door die sombere gebeurtenissen rond de Holocaust?

Ik moet mijn proefschrift binnenkort inleveren en verdedigen. Dat gaat over eigendommen van gevangenen in Auschwitz, een onderwerp dat betrekking heeft op ‘cultuur’, gedrag en dubbele moraal onder de gevangenen. Verder bereid ik een postdoconderzoek voor en ik doe vertaalwerk, Hebreeuws-Engels en andersom. Als ontspanning doe ik aan fitness en ik schrijf korte verhalen. Maar ondanks alle drukte zit ik nu dus in Amsterdam. Ik was van plan om pas in april te gaan, maar mijn vader heeft er op aangedrongen dat we allemaal nu zouden gaan. Dat heeft vooral te maken met de gezondheid van oudtante Sara. Mijn vader doet het openingswoord en ook al zal Sara er niet bij kunnen zijn, we komen allemaal toch nog eens kijken naar haar schilderijen en vragen de gasten om in het gastenboek te schrijven. Daar verheugt Sara zich nu al op.
x
red.: Sara Tromp-Frank overlijdt enkele weken later en wordt begraven in Israël > In Memoriam

.
N

o
a
h

B
e
n
n
i
n
g
a

WP-interview noah-expo sara-fotograferen

WP-interview noah-expo sara-schrijven

De moeder van mijn oma (en van oudtante Sara) heet Anna Frank. Na de oorlog ontstond rondom die oude moeder in Hilversum het centrum van de familie. Ze overleed in 1979. Daarna is mijn familie oudtante Sara in Amsterdam blijven opzoeken. Zij is na de oorlog getrouwd met violist Sam Tromp. Vanaf mijn eerste jaar ben ik zo ongeveer elk jaar in de vakantie naar hun huis in de Bronkhorststraat geweest. Die straat inlopen vanaf het Roelof Hartplein roept een heel leven aan herinneringen op. Ik las daar als kind graag komische stripboeken. Die kochten we bij de sigarenwinkel. Spider-Man was mijn favoriet.

Nu we hier zo zitten te praten (in de activiteitenruimte van de bibliotheek) doet die grote armleuning stoel die bij het raam staat me denken aan de oude leunstoel van mijn overgrootvader Zadok Frank, die ik nooit heb gekend omdat hij in Auschwitz is vermoord. Tijdens de oorlog stonden alle meubels van mijn overgrootouders Frank opgeslagen in Groningen. Die opslagplaatsen zijn gebombardeerd, maar hun spullen bleven ongedeerd. Na de oorlog is Zadoks stoel naar Anna Frank in Hilversum gegaan en toen zij overleed heeft mijn vader die stoel gekregen. Zo is Zadoks oude leunstoel bij ons in Israël gekomen. Op een keer zat ik in die stoel en voelde met mijn hand tussen de zitting en de zijkant. Die zijkanten zijn nogal diep. Toen haalde ik zo de zilveren geboortelepel met de initialen van mijn overgrootvader Frank te voorschijn. Dat was het eerste stuk van mijn verzameling. Zijn geboortelepel hangt nu naast die van mijn oma aan de muur in mijn studeerkamer in Jeruzalem.

WP-interview noah-1970 noach-helena
1970. Noah's opa en oma Benninga-Frank op familiebezoek in Amsterdam
WP-interview noah-stoel zadok frank
Dertiger jaren. Noah's overgrootvader Zadok Frank in zijn leunstoel in Groningen (zie digitaal monument).
Hoe kijk je vanuit jouw achtergrond als historicus naar de toekomst? Ik vind dat een verwarrende vraag omdat het verleden geen eenduidig begrip is. Ik zie het liever als een proces in wording en daarom geef ik als antwoord een citaat van Jacques Lacan. Daarin wordt nauwkeurig beschreven hoe ik er over denk en dat laat ook zien hoe verleden en toekomst met elkaar verweven zijn. Lacan was een bekende psychiater in Parijs en een controversieel denker. Samen met Sigmund Freud en Carl Gustav Jung wordt hij tot de belangrijkste psychoanalytici van de twintigste eeuw gerekend. Het citaat is afkomstig uit Écrits: A Selection (New York: Norton, 1977):

‘Wat in mijn verleden gebeurd is, is geen voltooid verleden tijd omdat het voorbij is, het is zelfs geen voltooid tegenwoordige tijd van dat wat er is gebeurd, maar het is wel het meest recente van dat wat ik ben in het wordingsproces.’