Els van Berg

.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.

Izack J. van Berg, Winsum-1885 Auschwitz-1942

. Interview, december 2017
.
. Canon Winsums Jodendom
.
. item 1774
.

.

Thuisgevoel
.
In 2018 is Leeuwarden een jaar lang de Culturele Hoofdstad van Europa. Landschap en historische centra worden podium en onder de titel Yiddish Waves is er in het overwegend Friestalige programma ook ruimte gereserveerd voor het aloude Jiddische ‘thuisgevoel’ of, zoals de uit Oost-Europa afkomstige Joden dat hier vroeger noemden: ’Heymishkeyt’. Je thuis voelen, ook in een omgeving die van oorsprong niet de jouwe hoeft te zijn. Er wacht ons in 2018 een bont avontuur met tal van eigentijdse multiculturele uitspattingen, met Friese dichters, Jiddische Klezmer en Marokkaanse Chaabi. Eind januari komt het koningspaar naar 'Ljouwert' en kan het gedroomde jaar van start gaan.

Op een kleine omweg van het Leeuwarder station naar het Fries Museum aan het Wilhelminaplein is al goed te zien hoe prachtig de historische binnenstad de afgelopen maanden is opgeknapt. Aan sommige panden wordt nog een laatste hand gelegd, maar Friesland is er bijna klaar voor. Vanaf het plein kun je al de immense foto zien van de legendarische spionne Mata Hari achter de glazen museumwand. Binnen ontmoet ik Els van Berg, een verre verwante van Izack van Berg, één van de dertien namen op het oorlogsmonument aan de voormalige synagoge van Winsum.

Bij een kop muntthee halen we herinneringen op aan onze eerste ontmoeting tijdens de heropening van de gerestaureerde Winsumer synagoge in 2011. We praten over Salomon van Berg, de vader van Els, en over zijn Joodse voorouders die zich eeuwen geleden zowel vanuit Oost- als vanuit Zuid-Europa in het tolerante Holland hebben gevestigd. We praten over jeugdherinneringen, over die allesbepalende keuze van haar vader tijdens de oorlog, toen Els nog niet geboren was. En over de kost verdienen, je thuis voelen, liefde voor schilderkunst en over wel duizend vragen zonder antwoord.

 

In de vitrine van het verzetsmuseum op de tweede verdieping.

.

Jiddische Heymishkeyt

Op de tweede verdieping van het Fries Museum is het verzetsmuseum ingericht. Alle verhalen, alle bewijsstukken in de tentoonstelling zijn allemaal even triest en tegelijkertijd ook heel erg indrukwekkend. Dat verzet in oorlogstijd, die enkelingen die in de oorlog hun eigen leven in de waagschaal legden om dat van anderen en hun eigendommen veilig te stellen. Zo zijn ook de gebedsrollen van de Leeuwarder synagoge verstopt. Na de oorlog zijn ze naar Israel overgebracht. Daar is in 1966 een filmpje over gemaakt. Er zijn ook nog wat rituele gebruiksvoorwerpen uit de Leeuwarder synagoge bewaard gebleven. Maar de Leeuwarder Joden hebben de oorlog, op een enkeling na, niet overleefd. De expositie bekijken stelt Els liever uit tot later. We beginnen bij het thuisgevoel.
.

“Als kind woonde ik in Amsterdam", zegt Els. "Mijn jeugd was harmonisch, warm en gezellig. Ik leefde in mijn eigen wereld, met mijn vriendinnen, dartelde zorgeloos door het leven. Natuurlijk realiseerde ik mij op een gegeven moment wel dat mijn moeder katholiek was en mijn vader joods. En ik wist ook wel van die vreselijke gebeurtenissen in de oorlog. Maar wij werden katholiek opgevoed, dat was voor ons allemaal vanzelfsprekend.

Mijn Joodse oma, Esther Spinossa Cattela Jessurun, was van Spaans Portugese afkomst. Dat heet Sefardisch. De familie van mijn Joodse opa, Meijer van Berg, kwam oorspronkelijk uit Oost-Europa. Dat heet Asjkenazisch. Van oudsher was het not-done dat Sefardische en Asjkenazische Joden onderling met elkaar gingen trouwen, maar mijn opa en oma deden het toch …CHAPEAU! Ze kregen drie zonen, Bernard, Rudolf (zijn tweelingbroertje Mozes overleed na een paar dagen) en tot slot Salomon, mijn vader.

Meijer van Berg en Esther van Berg-Spinossa Cattela Jessurun en hun zonen Bernard, Rudolf en Salomon.

Later realiseerde ik mij wel dat de start van het huwelijk van mijn ouders niet vlekkeloos was verlopen. Zij trouwden gelijktijdig met zes andere bruidsparen. Er was geen familie bij. Eén van de bruidsparen was blind. Mijn vader zei: ‘Zij gaan blind het huwelijk in, maar wij ook.’ Er was in die tijd veel weerstand tegen het huwelijk van mijn ouders. Vooral van de kant van mijn moeders katholieke familie. Toch hebben ook mijn ouders doorgepakt. In 1934 zijn ze getrouwd, l’histoire se répète…

Een religieus-gemengd huwelijk in oorlogstijd

“Omdat mijn vader als Joodse man met een niet-Joodse vrouw was getrouwd, moest hij in de oorlog van de Duitsers kiezen tussen ‘zich laten steriliseren’ of naar een werkkamp gaan. Als hij zich zou laten steriliseren, zou hij ook geen Jodenster meer hoeven dragen. Maar hij koos voor een werkkamp en kwam terecht in een kamp voor gemengd gehuwden bij Havelte in Drenthe. Mijn vader heeft daar een halfjaar bielzen gesjouwd, tot hij op Dolle Dinsdag (5 september 1944) naar Amsterdam is ontsnapt. Natuurlijk ben ik mijn vader eeuwig dankbaar dat hij zich in de oorlog niet heeft laten steriliseren, anders waren mijn zus Hanna en ik er natuurlijk nooit geweest.

Af en toe spraken mijn ouders ook wel over de oorlog. Soms ging mij dat irriteren en dan zei ik: ‘Nou niet meer over die oorlog, pap.’ Ik was jong, de wereld lag aan mijn voeten en ik wilde vooral LEVEN… Toen ik een jaar of twaalf was, dacht ik op mijn eigen manier na over het ‘Joods zijn’. Je had toen een Israëlische zangeres, Rika Zarai, en daar hadden wij grammofoonplaatjes van. Dat zong ik dan (fonetisch) mee, terwijl ik geen barst van de tekst verstond. Ik vond dat interessant en voelde me toch op de één of andere manier aangetrokken tot het ‘Joods zijn’, wat dat ook mag zijn.”

.
.
.

Handel en wandel

“De eerste generaties van de familie Van Berg woonden in Groningen en handelden in vee. Mijn overgrootvader, Benjamin van Berg, is nog in Winsum geboren, maar verhuisde later naar Gorredijk in Friesland. Hij was borstelmaker van beroep en zijn zoon, mijn opa Meijer van Berg, werd boter- en kaashandelaar, eerst in Gorredijk en daarna in Heerenveen. Later is hij bij een zuivelcoöperatie in Alkmaar gaan werken. De broer van opa Meijer, onze oudoom Sal, had in die tijd een handel in ruwe diamant. De zoon van opa Meijer, mijn vader Salomon van Berg, is naar die ‘oudoom Sal’ genoemd. Mijn vader handelde in tabak. Vóór de oorlog werkte hij in Amsterdam bij Harkema aan de Nes. Na de oorlog is de tabakshandel overgegaan naar Hamburg. Mijn vader zat toen in de ruwe tabak, maar toen de tabakshandel later instortte is hij in de zaak van mijn opa en oma van moeders kant gaan werken. Zij hadden een kantoorboekhandel in de Leidsestraat. Daarna heeft hij nog een tijd postzegels verkocht. Dat deed hij vanuit huis. Hij ging daarvoor regelmatig naar postzegelbeurzen in Italië en kocht er dure exemplaren voor verzamelaars. Daar ging nog heel wat geld in om.

(n.b.: de winsummer en winschoter families van berg zijn zijdelings met elkaar verbonden - red.)
.
.

Via via kreeg mijn zus in Amsterdam een oude voorraadkist die afkomstig was van een snoepwinkeltje in Winschoten. Die winkel stond in de Torenstraat en heette Balletje van Berg. Daar zijn we samen gaan kijken. Achter de winkel was de woning en daarachter de fabriek. Ze maakten er geneeskrachtige citroenballetjes die in de wijde omtrek bekend waren. We zijn toen ook langs een aantal Joodse begraafplaatsen gereden en als je daar dan, zoals in Winsum, opeens de naam Van Berg tegenkomt, dan doet dat je wel wat. Dat al die ‘Van Bergs’ in de handel zaten, is ook frappant. Zelf heb ik ook jaren een eigen kledingwinkel gehad. De eerste twee jaar verkocht ik verkocht tweedehands bruidskleding. Dat liep prima. Er was in die tijd veel vraag naar chiquere bruidskleding voor een kleine portemonnee. Daarna ben ik nieuwe bruidskleding gaan inkopen. Dat heb ik vijftien jaar gedaan en toen was ik er klaar mee. Ik kon een kleine bovenwoning in het centrum van Amsterdam krijgen en vond het heerlijk om weer terug in Amsterdam te zijn. Ik heb toen nog een aantal jaar parttime gewerkt in een mooie kledingzaak. Daarnaast ben ik weer meer gaan schilderen. Dat heb ik altijd heerlijk gevonden, maar daar was vroeger geen tijd en geld voor. Dat ging toen nou eenmaal zo. Schilderen doe ik nog steeds. Als ik in Amsterdam ben, dan schilder ik.”
.
.

.
.

Familie

“Mijn belangstelling voor onze Joodse familiegeschiedenis had op zich ook wel een langere voorgeschiedenis, maar ik was geen type om dingen uit te zoeken in het archief. Ik deed het op mijn manier. Ik ging reizen maken en ik heb allerlei adressen opgezocht, bijvoorbeeld dat van Bernard van Berg in Brussel. In 1986 ben ik op zoek gegaan naar de Van Bergs in New York. Ik kan me nog goed herinneren dat mijn achternicht Maggie Querido, de dochter van onze oudtante Sara van Berg, nog zo de onheilspellende woorden van haar vader nazei: ‘En we gaan nú weg.’ En daar gingen ze, met niets, op de vlucht voor het oorlogsgeweld. Achteraf gezien was dat voor hen dus nog net op tijd.

Toch ging het mij niet alleen om de familie. Ik wilde ook gewoon meer van de wereld zien. Al die onbekende culturen in het Midden-Oosten, het is daar allemaal zo anders dan hier. Ik ben ook in Iran geweest. Je kunt er nu niet meer heen vanwege de politieke situatie, maar ik ben blij dat ik daar destijds in ieder geval wel geweest ben. Een paar jaar geleden zag ik op TV een jong meisje uit Iran, dat intens gelukkig vertelde: ‘...Ik ben vrij...’. Toen drong pas echt tot me door dat het helemaal niet zo gewoon is om ‘vrij’ te zijn. Toen ik zo oud was als dat meisje dacht ik daar nooit over na.

Mijn Joodse opa Meijer van Berg, van de zuivelcoöperatie in Alkmaar, was getrouwd met Esther Spinossa Cattela Jessurun. Haar familie was van Spaanse afkomst en in die familie was vroeger veel geld geweest, later werd dat minder. Eigenlijk leefden die opa en oma in Alkmaar nog een beetje als ‘verarmde adel’. De ouders van oma Esther hadden in Amsterdam een hele mooie zaak in herenkleding. Maar ook in Alkmaar werd er wel tegen mijn opa en oma opgekeken. Ze behoorden tot de gegoede burgerij. Iedereen in Alkmaar kende mijn opa. Hij heeft ook in allerlei besturen gezeten, voor goede doelen enz. Op zijn manier leefde hij nog wel een beetje ‘upper-class’. Na de dood van mijn oma Esther is mijn opa met Schoontje Samson getrouwd. Rond 1930 zijn ze naar Brussel verhuisd en in 1940 zijn ze naar New York gevlucht.”

Duizend vragen aan mijn ouders

“Als ik het nu allemaal nog eens mocht overdoen en opnieuw een vak zou mogen kiezen? Tja, dan zou ik misschien toch wel zo’n mooie vakopleiding in de kunsten kiezen. Maar ik wil niets overdoen.

Ik ben nu 70 jaar. Ik heb nog wel duizend vragen aan mijn ouders: ‘Hoe was dit, hoe was dat?’. Maar helaas, ze zijn er al lang niet meer. Mijn ouders waren warm en lief en ik ben dankbaar dat ik in dit gezin ben geboren. Mijn zoon Salo(mon) is mijn grootste schat. Hij is in 2002 getrouwd. Ik heb een fantastische schoondochter, waar hij het enorm mee heeft getroffen (maar ik ook). Zij hebben drie zonen. Een mooier geschenk is er niet. Ik ben een rijk mens.”